Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aan X niet uitgekeerde pensioenbedragen toch belast zijn, omdat deze bedragen vorderbaar en inbaar zijn.
X heeft recht op een ouderdomspensioen van € 95.124 per jaar van zijn bv. X heeft ultimo 2015 leningen bij de bv van € 1.220.920 en een rekening-courantschuld van € 978.481. Vanaf 1 juli 2014 is de uitbetaling van de pensioenuitkering door de bv beperkt tot € 46.680 per jaar. Na een boekenonderzoek bij de bv in 2018 is geconcludeerd dat deze verlaging niet voldoet aan de voorwaarden van het besluit van 18 maart 2013, BLKB2013/27M (BNB 2013/135, V-N 2013/17.14). De inspecteur legt IB-navorderingsaanslagen 2015 - 2017 op waarbij hij het niet uitgekeerde gedeelte van de pensioenuitkering van (€ 95.124 -/- € 46.680 =) € 48.444 per jaar belast. Volgens X is afgesproken dat de helft van het pensioen renteloos schuldig wordt gebleven.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat is afgesproken dat het pensioen renteloos schuldig wordt gebleven. Indien de afspraak is gemaakt na het tijdstip waarop de uitkeringen vorderbaar en inbaar werden, zijn de uitkeringen al genoten en kan een dergelijke afspraak dat niet ongedaan maken. Als de afspraak wel tijdig is gemaakt, is het pensioen in zoverre op een ongebruikelijk tijdstip genoten. Daar wordt dan geen rekening mee gehouden. Verder verwerpt het hof de stelling van X dat de vordering van de bv op hem waardeloos is en dat verrekening van de pensioentermijnen met deze vordering niet leidt tot een vermogensverschuiving en dat daarom de niet betaalde uitkering niet wordt genoten. Het hof wijst erop dat verrekening ertoe leidt dat X wordt bevrijd van een schuld en in zoverre wel wordt verrijkt. De vordering van de bv op X is daarom ook niet waardeloos. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 19b
Wet op de loonbelasting 1964 13a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden