Belanghebbende, X, is eigenaar van twee onroerende zaken. Eén hiervan wordt door hem gebruikt als eigen woning en de andere onroerende zaak staat leeg. In geschil is de waardering van deze leegstaande onroerende zaak in box 3 van de inkomstenbelasting.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 18 november 2014, 14/00066 t/m 14/00069, V-N Vandaag 2014/2463) oordeelt dat de niet-verhuurde woning in box 3 voor alle jaren 2008 tot en met 2011 gewaardeerd dient te worden op de door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde. Voor de jaren 2008 en 2009 gold als eis voor belastbaarheid dat de woning in belangrijke mate aan X ter beschikking stond. Ondanks de incourantheid van de woning als gevolg van bodemverontreiniging was dit volgens het hof het geval. Voor de jaren 2010 en 2011 dient de woning hoe dan ook gewaardeerd te worden op de WOZ-waarde. De inspecteur is ten gunste van X van de WOZ-waarden 2010 en 2011 afgeweken zodat deze waarden niet te hoog zijn vastgesteld. Het hof stemt verder in met de beslissing van de rechtbank om X geen proceskostenvergoeding wegens verletkosten toe te kennen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.19