X werkt vanaf 1964 zes jaar op zeeschepen met een Nederlandse thuishaven. Tijdens deze periode had hij de Portugese nationaliteit. In geschil is of X gedurende het tijdvak van 1 januari 1963 tot 1 juni 1968 niet verzekerd is geweest op grond van de AOW. De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep van X gegrond: weliswaar was het onderscheid naar nationaliteit in de geschiljaren niet in strijd met internationaal recht, maar thans, bij de vaststelling van de aanspraak, is het onvoldoende gerechtvaardigd. De destijdse rechtvaardiging dat vreemdelingen slechts tijdelijk aan boord waren en dat het ongewenst was voor hen korte verzekeringstijdvakken te laten ontstaan, heeft in belanghebbendes individuele geval onvoldoende feitelijke grondslag omdat bij hem de veronderstelling van slechts een zwakke en tijdelijke band met de Nederlandse rechtssfeer later niet meer opging.
Advocaat-generaal Wattel is van mening dat het oordeel van de Centrale Raad van Beroep in cassatie geen stand kan houden. De centrale raad heeft volgens de A-G ten onrechte individueel beoordeeld of het niet verzekerd zijn van X, al dan niet achteraf alsnog, disproportioneel is. Gegeven de ruime beoordelingsmarge van de wetgever en de adequatie van het nationaliteitscriterium in casu, kan volgens de A-G van de keuze en de veronderstellingen van de wetgever, die worden gerechtvaardigd door de noodzaak van relevante afbakening van de kring van verzekerden, niet worden gezegd dat zij van redelijke grond zijn ontbloot. Aan de vraag of het onderscheid naar nationaliteit/inwonerschap in strijd is met het EU-recht, is de centrale raad niet toegekomen, maar in een andere zaak heeft hij daarover vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU (C-465/14, Wieland en Rothwangl). De A-G adviseert de Hoge Raad de zaak terug te wijzen om de nationaliteit van X te doen vaststellen. Mocht namelijk blijken dat X nooit Unieburger is geweest, dan doet het EU-recht niet ter zake en kan de Centrale Raad van Beroep de zaak afdoen. Als blijkt dat X wel Unieburger is geweest, dan kan de Centrale raad het antwoord op de vragen in de zaak C-465/14 afwachten.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Sociale zekerheid algemeen, Sociale zekerheid ouderen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 9 maart