De Staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit noodmaatregelen coronacrisis Caribisch Nederland opnieuw uitgebracht. In het besluit is een tijdelijke aanvullende tegemoetkoming opgenomen.

Hof 's-Hertogenbosch beslist dat de heffingssystematiek van de BPM niet in strijd is met het Unierecht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Hof 's-Hertogenbosch beslist dat de heffingssystematiek van de BPM niet in strijd is met het Unierecht. Met betrekking tot de aanvullende BPM-teruggaven dient belastingrente vergoed te worden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Hof Amsterdam oordeelt evenals Rechtbank Noord-Holland dat de inspecteur het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

Het besluit betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld is geactualiseerd. Ten opzichte van het vorige besluit is de periode verlengd, waarbinnen de belastingplichtige en de geldverstrekker een betaalpauze kunnen overeenkomen.

De pas aangetreden staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) zal persoonlijk geen gebruikmaken van de compensatieregeling box 3. Minister-president Schoof vermeldt dat in een Kamerbrief zonder uit te weiden over de reden.

De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft het standpunt over de aftrekbaarheid van collegegeld betaald door een student voorafgaand aan de emigratie naar Nederland, geactualiseerd. Er is een verwijzing opgenomen naar Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, V-N 2024/33.18 en BNB 2024/114. Inhoudelijk is het standpunt niet gewijzigd.

Inkomensondersteuning moet bestaanszekerheid bieden, makkelijk te begrijpen zijn en werk moet (meer) lonen. Dit zijn de drie doelen die minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid noemt in zijn brief over de hervormingsagenda inkomensondersteuning.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een contractuele annuïtaire aflossingsverplichting voor de lening, waardoor de renteaftrek terecht is geweigerd. De rechtbank benadrukt het belang van een schriftelijke vastlegging van de aflossingsverplichting bij het aangaan van de lening.