Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de vraagprijs van de woning niet van belang is voor het vaststellen van de waarde van de woning voor de erfbelasting. De inspecteur heeft terecht de WOZ-waarde als grondslag genomen.

A, de broer van belanghebbende, X, overlijdt in 2013. X is de enige erfgenaam. Tot de nalatenschap behoort een woning. De WOZ-waarde 2013 van de woning bedraagt, na bezwaar, € 178.000. De vraagprijs van de woning bedraagt in maart 2013 € 149.000. X houdt de vraagprijs van de woning aan in de aangifte erfbelasting. De inspecteur hanteert de WOZ-waarde. X stelt in beroep dat de vraagprijs moet worden gehanteerd en dat de woning vanaf een maand of tien voor het overlijden van A niet meer werd bewoond en ook na het overlijden van A niet meer is bewoond.

Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de vraagprijs niet van belang is voor het vaststellen van de waarde van de woning voor de erfbelasting. De wetgever heeft er, vanwege de praktische uitvoerbaarheid van de regeling, voor gekozen om de WOZ-waarde als grondslag te gebruiken. Verder wijst de rechtbank er nog op dat met de woorden ‘onroerende zaken die in gebruik zijn als woning' niet wordt gedoeld op de feitelijke bewoning van een onroerende zaak, maar op de bestemming van de onroerende zaak. De rechtbank merkt ten slotte nog op dat de inspecteur heeft toegezegd de WOZ-waarde 2014 te zullen gebruiken als deze lager is dan de WOZ-waarde 2013.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 14 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen