Belanghebbende, X, exploiteert een coffeeshop. In geschil zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 t/m 2004 die de inspecteur naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft opgelegd.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur voor de jaren 2001 tot en met 2003 wel, maar voor het jaar 2004 niet, beschikt over een voor navordering vereist nieuw feit. De inspecteur hoefde voor de jaren 2001 t/m 2003 niet te twijfelen aan de aangifte, maar wel voor 2004 omdat toen de voorlopige uitkomsten van het boekenonderzoek bij X bekend waren. Vanwege het ontbreken van opzet is er voor 2004 geen sprake van kwade trouw aan de zijde van X. De navorderingsaanslag IB/PVV 2004 en de boete over dat jaar moeten daarom komen te vervallen. De rechtbank acht omkering van de bewijslast op zijn plaats en oordeelt dat X niet heeft doen blijken dat de aanslagen IB/PVV 2001 t/m 2003 te hoog zijn. De correcties die de inspecteur heeft aangebracht, berusten op een redelijke schatting. De inspecteur heeft niet gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel of het beginsel van fair play. De rechtbank matigt de boeten 2001 t/m 2003 en kent X een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16