Er is een nieuw instrument ontwikkeld om, met inachtneming van waarborgen rond privacy en rechtsstatelijkheid, tot een betere detectie te komen van opdrachtgevers die veel met externe inhuur werken. Dat staat in de voortgangsrapportage toezicht arbeidsrelaties die minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Vijlbrief van Financiën aan de Tweede Kamer hebben gestuurd.

Om de effectiviteit van het ontwikkelde instrument te beoordelen dient een validatie plaats te vinden. Hiervoor dienen eerst de resultaten uit een representatief aantal afgeronde bedrijfsbezoeken en/of boekenonderzoeken beschikbaar te zijn.

In de rapportageperiode van september 2020 tot juni 2021 waren 60 fte (heffing en controle) beschikbaar voor het toezicht op DBA. De ingezette capaciteit is lager dan de beschikbare capaciteit. Het opleidingsaanbod voor nieuwe medewerkers is door de coronacrisis vertraagd en daardoor ook hun inzetbaarheid. In de rapportageperiode zijn 71 bedrijfsbezoeken en 41 boekenonderzoeken afgerond. Een deel hiervan was al gestart voor de aanvang van genoemde periode.

Bij geen van de uitgevoerde boekenonderzoeken is kwaadwillendheid vastgesteld, waarbij ook de zware bewijslast een rol speelt. Voor de vaststelling van kwaadwillendheid moeten de volgende drie criteria alle drie door de Belastingdienst bewezen worden:

1. er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking;

2. er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid;

3. er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

Er zijn enkele acties in gang gezet om de uitvoering van het toezicht in de komende periode verder te versterken, zoals periodieke voortgangsgesprekken met de regionale kantoren om de landelijke sturing te versterken vanaf juli 2021 en de versoepeling van de mogelijkheden voor het toezicht buiten vanaf 1 juni 2021.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 23 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen