De Hoge Raad beslist dat uit de uitspraak van de rechtbank niet blijkt dat de rechtbank heeft geverifieerd of de nota griffierecht op regelmatige wijze op het adres van de gemachtigde van X bv is aangeboden.
Belanghebbende, X bv, wordt door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in een procedure betreffende een aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2009. Dit omdat zij het verschuldigde griffierecht niet zou hebben betaald. In de verzetprocedure verwerpt de rechtbank de door X bv in haar verzetschrift aangevoerde klacht dat zij de per aangetekende post verzonden nota griffierecht niet heeft ontvangen. X bv komt in cassatie.
Volgens de Hoge Raad had de rechtbank bij PostNL een onderzoek moeten instellen of de nota griffierecht op regelmatige wijze op het adres van de gemachtigde van X is aangeboden (
zie HR 3 april 2009, BNB 2009/138). Dit omdat X bv in verzet heeft aangevoerd dat zij de per aangetekende post verzonden nota griffierecht niet heeft ontvangen. Uit de uitspraak van de rechtbank of de stukken van het geding blijkt niet dat de rechtbank dat onderzoek heeft uitgevoerd. Het beroep in cassatie is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Verwijzing volgt naar Rechtbank Zeeland-West-Brabant voor een nieuw onderzoek naar de gegrondheid van het verzet. Daarbij moet volgens de Hoge Raad het volgende in acht worden genomen. Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.
6