De Staatssecretaris van Financiën heeft in een nieuw besluit aanwijzingen gegeven over de toepassing van de btw-vrijstelling voor (para)medische diensten (art. 11 lid 1 aanhef en onderdeel g onder 1 Wet OB 1968).

Aanleiding om deze aanwijzingen te geven waren uitspraken van verschillende rechterlijke instanties in de afgelopen periode. Dit besluit vervangt het besluit van 14 mei 2013, nr. BLKB2013/810M, V-N 2013/26.15.

Wiebes gaat onder meer in op wanneer sprake is van gezondheidskundige verzorging van de mens. Ook merkt hij op dat alle gezondheidskundige diensten van artsen onder de vrijstelling vallen. Voor de toepassing van de vrijstelling worden daaronder dus ook verstaan de niet-reguliere c.q. alternatieve handelingen.

In onderdeel 4 van het nieuwe besluit geeft Wiebes aan onder welke voorwaarden een niet-Wet BIG-beroepsbeoefenaar en een Wet BIG-beroepsbeoefenaar die buiten zijn deskundigheidsgebied handelt de vrijstelling kunnen toepassen. Ook zijn bepaalde beroepsbeoefenaren genoemd waarvan is vastgesteld dat zij kwalitatief soortgelijke gezondheidskundige diensten verrichten als Wet BIG-beroepsbeoefenaren waardoor zij voor die diensten de vrijstelling kunnen toepassen. Verder is de beugel toegevoegd aan het onderdeel tandprothesen.

Het besluit treedt op 1 april 2016 in werking. Het in onderdeel 4 ingenomen standpunt werkt terug tot 27 maart 2015 (Hoge Raad nr. 13/02667, V-N 2015/19.18) en in alle situaties vóór deze datum waarin de heffing van omzetbelasting nog niet onherroepelijk vaststaat.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 4 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen