X woont in de jaren 2001 en 2002 in het zuidelijke gedeelte van Amsterdam-Noord. In dit gebied draagt het waterschap De Waterlanden (hierna: DW) zorg voor het wegenbeheer, echter uitsluitend buiten de bebouwde kom. Alle overige waterschapstaken zijn opgedragen aan het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: AGV). In geschil is of AGV terecht een aanslag ingezetenenomslag/wegenbeheer van DW opgelegd heeft aan X. In soortgelijke zaken heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de aanslagen die DW heeft opgelegd aan inwoners van het zuidelijke gedeelte van Amsterdam-Noord, gelegen tussen het IJ en de Waterlandse Zeedijk (hierna: ZAN), rechtsgrond ontberen (de procedure van X over 1998 heeft geleid tot HR 17 april 2009, nrs. 42297 en 42363, BNB 2010/111). De heffingsambtenaar van DW stelt voor Hof Amsterdam dat de Hoge Raad tot een ander oordeel was gekomen als hij kennisgenomen had van de thans door hem overgelegde stukken. Hof Amsterdam verwerpt de stelling van de heffingsambtenaar.
De Hoge Raad oordeelt dat de nadere stukken die de heffingsambtenaar in de onderhavige procedure heeft ingebracht, niet leiden tot een ander oordeel dan zijn oordeel in de cassatieprocedure van 17 april 2009 over het belastingjaar 1998. In het arrest van 17 april 2009 werd overwogen dat het op de weg van het bestuursorgaan, destijds DW, had gelegen om nadere argumenten aan te voeren die de incorporatie van ZAN in zijn taakgebied wegenbeheer zouden kunnen rechtvaardigen, dat DW heeft nagelaten dergelijke argumenten aan te dragen en dat de Hoge Raad ook ambtshalve geen nadere argumenten heeft kunnen vinden die de genoemde incorporatie zouden kunnen rechtvaardigen. Hierbij is met name ingegaan op de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten van 13 augustus 1996, waarin de uitbreiding van DW met ZAN voor de taak wegenbeheer is besproken. Een en ander leidde de Hoge Raad tot de slotsom dat Provinciale Staten in redelijkheid niet hebben kunnen komen tot het besluit ZAN te incorporeren in het taakgebied wegenbeheer van DW, zodat het desbetreffende reglement van DW in zoverre onverbindend werd geacht wegens strijd met het willekeurverbod. Het hof heeft in de stukken die de heffingsambtenaar heeft overgelegd geen reden gezien anders te oordelen dan de Hoge Raad in het arrest van 17 april 2009. De Hoge Raad kan zich hierin vinden en verklaart het cassatieberoep van het dagelijks bestuur van AGV ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 november