X is een gedupeerde ouder van de Toeslagenaffaire. Zij verzoekt de Dienst Toeslagen om compensatie voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011. De Dienst heeft op 25 mei 2022 drie besluiten genomen. Voor 2008 is de compensatie afgewezen en voor de andere jaren is € 65.070 toegekend. X maakt bezwaar en omdat een besluit op bezwaar uitbleef, zijn beroepen ingesteld wegens het niet tijdig nemen daarvan. Rechtbank Rotterdam draagt de Dienst op 15 juli 2024 om het besluit binnen twintig weken alsnog bekend te maken. Bij overschrijding daarvan moet de Dienst € 50 per dag betalen met een maximum van € 15.000. Op 10 oktober 2024 is door de Dienst alsnog compensatie toegekend voor 2008 en is voor de andere jaren een aanvulling toegekend van € 6.451.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt nieuwe nadere beslistermijnen en dwangsommen vast in het kader van de Hersteloperatie toeslagen. Als de Dienst na gegrondverklaring van het eerste beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar alsnog een besluit op bezwaar moet nemen, dan geldt een nadere beslistermijn van 60 weken na de datum waarop de wettelijke beslistermijn (achttien weken) voor het nemen van een besluit op bezwaar is verstreken. Dit geldt ook bij een herhaald beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. De dwangsom is € 100 per dag waarmee de nadere termijn van 60 weken wordt overschreden met een maximum van € 15.000. Als echter ten tijde van de uitspraak op een eerste of herhaald beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit al 60 weken zijn verstreken na de ommekomst van de beslistermijn op bezwaar, dan geldt een nadere beslistermijn van twee weken. In deze gevallen is de dwangsom € 250 per dag met een maximum van € 37.500. In bijzondere omstandigheden kan een andere beslistermijn of dwangsom worden bepaald. De rechtbanken wordt uit oogpunt van rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid geadviseerd om deze termijnen in de toekomst te hanteren. De nieuwe richtlijn staat los van een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het is aan de bestuursrechter om naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek te oordelen over de redelijkheid van de duur van de procedure. Het hoger beroep van X is niet-ontvankelijk omdat de Dienst inmiddels de nieuwe reële besluiten heeft genomen. Het incidentele hoger beroep van de Dienst is gegrond. X krijgt een proceskostenvergoeding van in totaal € 1.360,50 (wegingsfactor 0,5).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet hersteloperatie toeslagen 6:10aa
Wet hersteloperatie toeslagen 6:10a
Algemene wet bestuursrecht 8:55d
Algemene wet bestuursrecht 7:10
Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 28 maart
Informatiesoort: VN Vandaag