De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit over lijfrenten en rechten op periodieke uitkeringen gewijzigd. Dit besluit is opgenomen in V-N 2019/30.6 en laatstelijk gewijzigd door V-N 2020/45.6.
De wijziging betreft ten eerste de toevoeging van twee goedkeuringen voor situaties waarin DNB of de AFM maatregelen heeft getroffen waardoor voor lopende lijfrente-uitkeringen niet langer kan worden voldaan aan de voorwaarde ‘vast en gelijkmatig’. Daarnaast is een goedkeuring opgenomen voor de situatie waarin een restsaldo ontstaat bij een lijfrente die wordt uitgekeerd in de vorm van beleggingseenheden.
Verder is paragraaf 2.3.2 verduidelijkt voor de lijfrenterekening en het lijfrentebeleggingsrecht en is paragraaf 4.2.4 verduidelijkt en uitgebreid met een onderscheid tussen ingegane en nog niet-ingegane uitkeringen uit een nabestaandenlijfrenterekening of -lijfrentebeleggingsrecht. Ook is een goedkeuring opgenomen die het voor een nabestaande, die op het moment van gerechtigd worden tot het nabestaandenlijfrentekapitaal al de AOW-leeftijd heeft bereikt, mogelijk maakt de lijfrentetermijnen over een kortere periode te laten lopen dan de minimale looptijd van 20 jaar. In het besluit is een goedkeuring opgenomen voor vanuit het UWV verstrekt leefvervoer. Tot slot zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht in paragrafen 2.6 en 4.6.
Het gewijzigde besluit treedt in werking op 23 december 2021.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.127
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 23 december