Rechtbank Den Haag oordeelt dat de nieuwe inkeerregeling in strijd komt met art. 7 EVRM en art. 15 IVBPR voor zover de regeling een strafverzwaring inhoudt.

Belanghebbende, X, besluit in 2015 gebruik te maken van de inkeerregeling voor eerder niet aangegeven buitenlandse bankrekeningen. X sluit met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst, inhoudende dat alle correcties en vergrijpboetes voor de jaren 2009 t/m 2009 worden geformaliseerd in één navorderingsaanslag. In geschil is of de vergrijpboetes over de jaren 2003 tot en met 2007, die zien op vóór 1 januari 2010 begane beboetbare feiten, op grond van het legaliteitsbeginsel moeten komen te vervallen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de nieuwe inkeerregeling in strijd komt met art. 7 EVRM en art. 15 IVBPR voor zover de regeling een strafverzwaring inhoudt. De inkeerregeling van art. 67n AWR is volgens de rechtbank aan te merken als een strafbepaling en niet als een bepaling met betrekking tot de uitvoering of handhaving van de straf als bedoeld in het Scoppola-arrest (EHRM 17 september 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0917JUD001024903). Voor deze strafbepalingen geldt dat wetswijziging niet mag leiden tot een zwaardere bestraffing van eerder begane feiten (HR 12 juli 2011, nr. 10/05151). In het geval van X betekent dit dat boetes die zien op vóór 1 januari 2010 beboetbare feiten op grond van het legaliteitsbeginsel vernietigd moeten worden. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag met dit boetebedrag van € 33.753.

Lees ook het thema De inkeerregeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 4 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen