Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur ten onrechte het verzoek om toepassing van de 30%-regeling heeft afgewezen.

Aan X is in 2014 de 30%-regeling toegekend voor haar werkzaamheden voor werkgever A voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 augustus 2020. Per 1 juli 2018 is zij bij werkgever B in dienst getreden. Voor X’ werkzaamheden voor werkgever B is de bewijsregel toegekend voor de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 mei 2019. X heeft tegen deze beschikking geen bezwaar gemaakt. Per 1 juli 2019 is X bij werkgever C in dienst getreden. Het verzoek tot toepassing van de 30%-regeling bij werkgever C is afgewezen, omdat volgens de inspecteur geen looptijd voor toepassing van de bewijsregel meer resteert.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur ten onrechte het verzoek om toepassing van de 30%-regeling heeft afgewezen. De rechtbank overweegt dat tegen de beschikking ten aanzien van werkgever B geen bezwaar is gemaakt, waardoor die beschikking – inclusief de daarin opgenomen einddatum – onherroepelijk vaststaat en formele rechtskracht heeft gekregen. Niettemin is bij die beschikking van een evident onjuiste einddatum uitgegaan en tussen partijen is niet in geschil dat indien van de juiste gegevens wordt uitgegaan de einddatum 31 augustus 2020 is. In een dergelijk geval staat de formele rechtskracht van die beschikking niet in de weg aan het geven van een nieuwe beschikking met de juiste einddatum. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ei

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ed

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ec

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 23 november

Informatiesoort: VN Vandaag

332

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen