Mevrouw X is enig erfgenaam van erflater, die in 2014 is overleden. X en erflater stonden niet op hetzelfde adres ingeschreven. Niet in geschil is dat ze feitelijk samenwoonden en dat zij beschikken over een (toekomstig) gemeenschappelijk graf. In geschil is of de SW-partnervrijstelling kan worden toegepast op de verkrijging door X. Volgens X waren ze getrouwd, maar was het huwelijk ‘op singuliere wijze’ gesloten. Onder een singulier huwelijk verstaat X een huwelijk dat op een bijzondere wijze is gesloten. Als bewijs hiervan overlegt X beeldmateriaal. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het huwelijk niet rechtsgeldig, aangezien de huwelijksbelofte niet ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is afgelegd. Door het ontbreken van een officieel gezamenlijk adres voldoen ze ook niet aan de partnerkwalificatie van ongehuwden. X stelt in hoger beroep dat zij tot 1 januari 2010 wel partners waren. Aangezien niet is voorzien in relevant overgangsrecht moet de belastingrechter volgens X ingrijpen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de wetgever kennelijk geen aanleiding heeft gezien af te wijken van het uitgangspunt dat aan de nieuwe regels onmiddellijke werking toekomt (vergl. HR 20 oktober 2017, nr. 16/02441, V-N 2017/51.20). De tekst van de wet en de wetsgeschiedenis kunnen dus niet tot een andere conclusie leiden dan dat in casu de partnervrijstelling niet van toepassing is. Het gevoel van X is echter voorstelbaar dat zij gelet op het feitelijk samenwonen, het graf, het verlenen van intensieve zorg en het 'huwelijk' voor de vrijstelling in aanmerking zou moeten komen. Toch is het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 oktober