Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een bezwaarschrift tegen een BTW-aangifte, waaruit per saldo geen te betalen BTW volgt, ontvankelijk is. Omdat de dirigeerwerkzaamheden van X een gelijkwaardig element vormen van de totale dienst, is op alle elementen van de dienst het 21%-tarief van toepassing. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X begeleidt als dirigent zangkoren in binnen- en buitenland en organiseert concerten voor zogenoemde Grootkoren op aansprekende locaties en in samenwerking met bekende solisten en/of orkesten. X ontvangt van de Grootkoordeelnemers € 55 voor deelname aan een project. De Grootkoordeelnemers ontvangen een koorboek en een CD met de muziek. Bij de vijf repetities van drie uur per repetitie, de generale repetitie van het Grootkoor en de uitvoering van het concert treedt X en/of X' werknemer op als dirigent. X geeft voor de maand juni 2015 in de BTW-aangifte een verschuldigd bedrag aan van € 2 over een omzet van € 9. Op dit bedrag brengt X € -2 aan BTW-voorbelasting in aftrek, zodat uit de BTW-aangifte per saldo geen te betalen BTW volgt. In augustus 2015 maakt X bezwaar tegen deze BTW-aangifte. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is een bezwaarschrift tegen een BTW-aangifte, waaruit per saldo geen te betalen BTW volgt, niet-ontvankelijk.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/38.1.5) oordeelt dat X een bedrag van nihil als verschuldigde BTW op aangifte heeft voldaan en dit gelijk is te stellen met een voor bezwaar vatbare beschikking. Dat voor de betaling van het nihil-bedrag feitelijk geen handeling is verricht, is niet van belang. De elementen waaruit de organisatie en realisatie van een Grootkoorproject bestaan, kwalificeren als één ondeelbare economische prestatie. De verschillende elementen moeten op hetzelfde niveau worden geplaatst. Omdat de dirigeerwerkzaamheden een gelijkwaardig element vormt van de totale dienst, is op alle elementen van de dienst het 21% BTW-tarief van toepassing. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 17
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de omzetbelasting 1968 14
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 12 november
Informatiesoort: VN Vandaag