Hof Den Haag oordeelt, onder verwijzing naar eerdere procedures, dat Nederland kan en mag heffen over de pensioenuitkeringen uit de bv en de inspecteur terecht de NiNbi-beschikkingen heeft opgelegd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in België. X is 100% aandeelhouder van een in Nederland gevestigde pensioen-bv, waaruit hij pensioen geniet. De inspecteur geeft aan X op grond van art. 8a Awir zogenoemde NiNbi-beschikkingen af voor 2015, 2016 en 2017. X stelt dat de beschikkingen onterecht zijn afgegeven. X is het niet eens met de vaststelling van zijn niet in Nederland belastbaar inkomen voor de Zorgverzekeringswet. Hij voert onder meer aan dat hij geen verdragsverzekerde in de zin van art. 69 Zvw is en de inspecteur niet bevoegd is om de NiNbi-beschikkingen af te geven.
Hof Den Haag (V-N 2023/7.1.3) oordeelt dat in procedures over eerdere jaren reeds is beslist dat Nederland kan en mag heffen over de pensioenuitkeringen uit de bv en er voor onderhavige jaren geen reden is om anders te oordelen. De rechtbank heeft met juistheid beslist dat de NiNbi-beschikkingen terecht en naar het juiste bedrag zijn afgegeven. Het hof maakt deze beslissing tot de zijne. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Regeling zorgverzekering 6.3.1
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 8a