X woont sinds 6 juni 2017 in Duitsland en ontvangt in 2019 vanuit Nederland een pensioen van € 4.143 en een WAO-uitkering van € 22.352, samen € 26.495. De inspecteur heeft op 3 april 2021 een NiNbi-beschikking 2019 gegeven, waarbij het wereldinkomen van X is vastgesteld op € 26.495 en het niet in Nederland belastbaar inkomen op € 0. In geschil is of X ten onrechte niet is gehoord en of de NiNbi-beschikking juist is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de reden voor het niet horen, namelijk dat X zijn voicemail heeft ingesproken en X daar slechts zijn standpunt heeft herhaald, geen grond is om het horen achterwege te laten. X is echter niet benadeeld door het niet-horen, omdat omtrent de van belang zijnde feiten geen verschil van mening bestaat. In het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland is bepaald dat Nederland mag heffen over het pensioen en de WAO-uitkering. De NiNbi-beschikking, waarbij het niet in Nederland belastbare inkomen is vastgesteld op nul, is daarom juist. De rechtbank ziet geen aanleiding om derden te horen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 juni