Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat er een rechtstreeks verband is tussen de door de heer X verrichte juridische dienst en de daarvoor op basis van een ‘no cure, no pay’-afspraak ontvangen vergoeding.
De heer X is jurist en verleent bijstand in bestuursrechtelijke procedures. Met bepaalde klanten maakt X een ‘no cure no pay’-afspraak. In dat geval ontvangt hij bij succes een (proces)kostenvergoeding, die door het bestuursorgaan direct aan hem wordt betaald. In geschil is of X dan ook btw is verschuldigd en of die terecht bij hem is nageheven. Rechtbank Zeeland-West-Brabant handhaaft de aanslag. X gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat er een rechtstreeks verband is tussen de door X verrichte dienst en de daarvoor op basis van een ‘no cure, no pay’-afspraak ontvangen vergoeding. X beroept zich vergeefs op het Baštová-arrest (zie HvJ EU 10 november 2016, C-432/15, V-N 2016/67.17). In dat arrest is voor recht verklaard dat een ondernemer die een paard ter beschikking stelt aan de organisator van een paardenrace met het oog op deelname aan die race zonder dat hij daarvoor een directe vergoeding ontvangt, er geen sprake is van een dienst onder bezwarende titel en dat het ontvangen prijzengeld daarom niet met btw is belast. De door X ontvangen (proces)kostenvergoeding is namelijk de afgesproken vergoeding voor zijn prestatie. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15