Hof Amsterdam oordeelt dat de ‘no cure no pay'-overeenkomst tussen X en de gemachtigde geen beletsel is voor een proceskostenvergoeding. Ook maakt deze overeenkomst niet dat X geen belang heeft bij de beroepsprocedure. Het hof verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, laat een gemachtigde beroep instellen tegen de WOZ-beschikking 2010 van zijn onroerende zaak. X trekt zijn beroep in nadat de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer hem tegemoet is gekomen in het beroep. Met de intrekking van zijn beroep verzoekt X om een proceskostenvergoeding op grond van art. 8:75a Awb. Volgens de heffingsambtenaar is een vergoeding niet aan de orde omdat X vanwege de ‘no cure no pay'-overeenkomst met zijn gemachtigde geen kosten heeft gemaakt.

Hof Amsterdam (MK I, 20 september 2012, 11/00557, V-N 2012/62.2.2) oordeelt dat de ‘no cure no pay'-overeenkomst tussen X en de gemachtigde geen beletsel is voor een proceskostenvergoeding. Ook maakt deze overeenkomst niet dat X geen belang heeft bij de beroepsprocedure. Het hof verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt. X ontvangt € 437 voor het beroep in eerste aanleg en € 218,50 voor het hoger beroep. Het hof verklaart het hoger beroep van de gemeente Haarlemmermeer ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 7 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen