Na onderzoek van het CPB is het voor het kabinet niet eenduidig vast te stellen of het zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement in de jaren 2013, 2014, 2015 of 2016 lager is dan 1,2% en wanneer sprake is van een schending van artikel 1 EP EVRM op stelselniveau. Het kabinet heeft daarom meer tijd nodig voor een kabinetsreactie.

De Hoge Raad oordeelde op 14 juni 2019 (V-N 2019/30.5) over de vermogensrendementsheffing in 2013 en 2014. Daarop heeft het kabinet een advies gevraagd van drie onafhankelijke juridische deskundigen op het gebied van de toepassing van art. 1 EP EVRM. Aan het CPB is een notitie gevraagd over welk rendement zonder (veel) risico gemiddeld haalbaar was in de jaren 2013 tot en met 2016. De staatssecretaris stuurt het advies en de notitie naar de Tweede Kamer.

Het streven is nu om in het najaar 2020 de kabinetsreactie op het advies van de drie deskundigen en de notitie van het CPB aan de Tweede Kamer te sturen. Voor het zomerreces komt een brief over de stand van zaken van de aangekondigde aanpassing van box 3 (V-N 2019/42.3). Het wetsvoorstel ter aanpassing van box 3 wordt daarom nog niet voor het zomerreces ingediend.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 28 april

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen