Het EVA-hof oordeelt dat Noorwegen belastingvermindering mag weigeren van het verlies van UAB. Als het verlies van UAB echter definitief is, gaat de regeling verder dan nodig is. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of er sprake is van een definitief verlies.

Het Noorse Yara International ASA heeft diverse dochterondernemingen in Noorwegen en andere landen. In 2007 verwerft YARA, via een Finse dochter, UAB Lietuva. In 2009 wordt de onderneming van UAB verkocht en resteert een verlies. In 2010 betaalt YARA een groepsbijdrage van € 16 mln aan UAB, die zij in haar belastingaangifte in aftrek brengt. De Noorse Belastingdienst weigert om een belastingvermindering te verstrekken, omdat UAB niet belastingplichtig is in Noorwegen. De Noorse rechter stelt vervolgens een vraag aan het EVA-hof in deze zaak.

Het EVA-hof oordeelt dat het niet in strijd met art. 31 en 34 EER is dat Noorwegen eist dat zowel de moeder- als dochtermaatschappij in Noorwegen zijn gevestigd om een belastingvermindering te verkrijgen in verband met een betaalde groepsbijdrage. Dit is volgens het EVA-hof namelijk in overeenstemming met het EER-recht om de heffingsbevoegdheid tussen EER-lidstaten veilig te stellen, en om volledig kunstmatige constructies te voorkomen die tot belastingontwijking leiden. Vervolgens merkt het EVA-hof nog wel op dat regeling verder gaat dan nodig is om deze doelen te bereiken wanneer het geleden verlies bij de buitenlandse dochteronderneming definitief is. Het is dan aan de nationale rechter om te beoordelen of er sprake is van een definitief geleden verlies.

Lees ook de thema's Vaste inrichting: Grensoverschrijdende activiteiten belast in het buitenland en De fiscale eenheid bij grensoverschrijdende situaties

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: European Free Trade Association

Editie: 9 oktober

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen