Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gebruikelijk loonregeling van toepassing is en de bewijslast wordt omgekeerd omdat X geen aangifte IB/PVV heeft ingediend.
X is in 2020 enig aandeelhouder en bestuurder van BV 1, die accountants en belastingadviseurs begeleidt bij de koop, verkoop en fusies van kantoren. BV 1 is vanaf 2016 maat in een maatschap, die in 2020 een omzet van € 434.192 genereert. BV 1 betaalt in 2020 geen loon uit en dient geen aangifte vennootschapsbelasting in. X dient voor het jaar 2020 geen aangifte IB/PVV in, ondanks uitnodigingen, herinneringen en aanmaningen. De inspecteur legt een aanslag IB/PVV op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.000, geheel bestaande uit gebruikelijk loon, en een verzuimboete van € 5514. X maakt bezwaar, maar de inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt beroep in bij de rechtbank.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard omdat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De inspecteur heeft terecht geconcludeerd dat de gebruikelijkloonregeling van toepassing is en dat de aanslag berust op een redelijke schatting van het gebruikelijk loon. X heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslag te hoog is vastgesteld. De enkele stelling dat de vennootschap verlies heeft geleden, is onvoldoende zonder onderbouwing. De verzuimboete is passend en geboden gezien het stelselmatig verzuim van X. Het zorgvuldigheidsbeginsel is niet geschonden en X heeft geen recht op schadevergoeding. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 2012 21
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 22 april