Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Belastingplan 2025 naar de Eerste Kamer gestuurd.
Het kabinet beziet hoe moet worden omgegaan met het overgangsrecht dat regelt dat vanaf 1 januari 2025 vooruitbetalingen en tickets worden belast naar het algemene BTW-tarief (21%) voor activiteiten en leveringen waarvoor het BTW-tarief op 1 januari 2026 wordt verhoogd en die vanaf 2026 plaatsvinden. In de Tweede Kamer is immers motie Van Dijk (V-N 2024/54.12) aangenomen. Uiterlijk bij de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2025 op dinsdag 10 december 2024 wordt hierover meer duiding gegeven. Aan het terugdraaien van de BTW-verhoging voor cultuur, media en sport is een budgettaire derving van € 1,2 miljard gemoeid, waarvoor alternatieve dekking moet worden gevonden. Op dit moment worden verschillende opties uitgewerkt om dit ‘terugdraaien’ te kunnen bewerkstelligen. In overleg met de Tweede Kamer wordt naar alternatieve dekking binnen de BTW gezocht.
Door de systematiek van de grondslagverminderende posten in de inkomstenbelasting en specifiek de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning (de hypotheekrenteaftrek), wijzigt het maximale aftrekbare percentage inderdaad per 2025 als gevolg van het verhogen van het tarief in de tweede schijf. Naast de hypotheekrenteaftrek geldt dit ook voor de ondernemersaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de terbeschikkingsstellingsvrijstelling en de persoonsgebonden aftrek. In het hoofdlijnenakkoord is ook de keuze gemaakt om de fiscale positie van de eigen woning niet te wijzigen.
Lees ook het thema Wetsvoorstel Belastingplan 2025 (36602).
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Omzetbelasting, Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 3 december
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Prinsjesdag 2024