De uitzondering voor financiële ondernemingen op de CFC-maatregel is alleen van toepassing op financiële ondernemingen als bedoeld in art. 2 lid 5 ATAD1 (richtlijn 2016/1164). Deze bepaling bevat een limitatieve opsomming. Dit schrijft staatssecretaris Snel van Financiën in de nota naar aanleiding van het verslag bij het implementatiewetsvoorstel ATAD1 aan de Eerste Kamer.
Hierbij merkt Snel op dat als een lichaam een wezenlijke economische activiteit uitoefent, de aanvullende CFC-maatregel niet van toepassing is.
Verder geeft Snel een lijstje met langlopende openbare-infrastructuurprojecten die zijn uitgezonderd van de earningsstrippingmaatregel. Voorts onderschrijft Snel dat een economische uitleg moet worden gegeven aan de begrippen ‘financieringskosten’ en ‘rentelasten en rentebaten’ voor toepassing van de earningsstrippingmaatregel. Snel geeft een voorbeeld om te illustreren hoe dit uitwerkt. Art. 10a Wet VPB 1969 kent een eigen begrippenkader dat aangrijpt bij het begrip ‘schulden’. Het rentebegrip voor de toepassing van art. 10a Wet VPB 1969 omvat in ieder geval hetgeen in economische zin als rente wordt aangemerkt voor de earningsstrippingmaatregel.
Lees ook de thema's Controlled foreign compagny (CFC)-maatregel en ATAD 1 en 2: de implementatie van anti-belastingontduikingsmaatregelen
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 11 december