De Staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd. Hij gaat daarin onder meer in op reeds ingegane pensioenen.

De Staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd. Hij beantwoordt daarin vele vragen van diverse fracties. Op vragen over (mogelijke) veranderingen inzake reeds ingegane pensioenen antwoordt hij als volgt:

In het wetsvoorstel is opgenomen dat vanaf 1 januari 2017 geen opbouw meer kan plaatsvinden van een PEB. Verder bevat het wetsvoorstel voor een reeds opgebouwd PEB de mogelijkheid dit fiscaal gefaciliteerd te beëindigen. Deze beëindiging is echter niet verplicht. Voor een dga waarvan het PEB reeds tot uitkering is gekomen, hoeft derhalve niets te veranderen. Hij kan ervoor kiezen de uitkeringen gewoon door te laten lopen. Hij kan er op grond van het wetsvoorstel ook voor kiezen de nog resterende PEB-aanspraak fiscaal geruisloos af te stempelen naar de fiscale balanswaarde en deze in samenhang daarmee af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Een voordeel van beëindiging van de resterende PEB-aanspraak op een van deze wijzen kan bijvoorbeeld zijn dat geen kosten meer hoeven te worden gemaakt voor de (ingewikkelde) jaarlijkse actuariële berekening van de resterende pensioenaanspraak. Verder kan, naast de korting op de grondslag, het voordeel van afkoop zijn dat de dga meer flexibiliteit krijgt in de aanwending van zijn pensioenvermogen.

Het is ook mogelijk om bij een PEB die reeds tot uitkering is gekomen de resterende pensioenaanspraak in eigen beheer fiscaal geruisloos af te stempelen tot de fiscale balanswaarde van de tegenover deze aanspraak staande verplichting en deze in samenhang daarmee om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Er vanuit gaande dat de dga in dat geval de AOW-gerechtigde leeftijd reeds heeft bereikt, moet de eerste termijn direct na omzetting in de aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting worden uitgekeerd. De duur van de uitkeringstermijn wordt vervolgens bepaald door de (standaard)periode van 20 jaar te verminderen met het aantal jaren tussen het tijdstip van uitkeren van de eerste termijn en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2016

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 28 oktober

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen