Staatssecretaris Idsinga van Financiën heeft de nota naar aanleiding van verslag bij het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2025 (36603) naar de Tweede Kamer gestuurd.

De bewindsman gaat in op vragen over:

  • De vereenvoudigde rechtstreekse zusterfusie: Idsinga geeft onder meer aan dat de voorgestelde maatregelen voor zusterfusies niet gelden voor de vereenvoudigde indirecte zusterfusie. Mochten vanuit de praktijk signalen opkomen dat de vereenvoudigde indirecte zusterfusie tot knelpunten leidt als de vereenvoudigde directe zusterfusie, dan wordt daarnaar gekeken;

  • Samenloop onderworpenheidstoetsen in de vennootschapsbelasting en Pijler 2: de bewindsman licht onder meer toe dat voor art. 8bb e.v. en art. 12aa e.v. Wet VPB 1969 de Pijler 2-bijheffingen niet op voorhand kwalificeren als een naar de winst geheven belasting. Voor deze antimisbruikbepalingen zijn alleen de reguliere winstbelastingen van belang. Als aannemelijk wordt gemaakt dat een kwalificerende Pijler 2-heffing leidt tot toepassing van een bijheffingspercentage van 15% ten aanzien van de betreffende transactie, het vermogensbestandsdeel of de entiteit, dan is wel sprake van betrekking in een naar de winst geheven belasting;

  • De objectvrijstelling ten aanzien van buiten beschouwing blijvende vaste inrichtingen: het kabinet verwacht geen structurele heffingslekken als gevolg van buiten beschouwing blijvende vaste inrichtingen;

  • GAAR uit ATAD1 in de vennootschapsbelasting: met de voorgestelde wettelijke vastlegging van de GAAR uit ATAD1 wordt geen materiële wijziging beoogd ten opzichte van de huidige praktijk. Tegelijkertijd kan het kabinet niet uitsluiten dat de beide concepten zich in de loop der tijd anders ontwikkelen door de uitleg daarvan door Nederlandse rechters en het HvJ EU. Op dit moment is er nog geen jurisprudentie van het HvJ EU over de GAAR uit ATAD1.

Verder gaat Idsinga in op vragen over de berekeningswijze fiscale premiegrens ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum, de wijziging van de inhoudingsvrijstelling in de Wet dividendbelasting 1965, de vervallen BPM-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer, de begripsbepaling afvalverbrandingsinstallatie verbranding stedelijk afval, de wijziging Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw, de vervallen bepalingen naheffing en teruggaaf veraccijnsde voorraad brandstof, de te wijzigen boetebepalingen van de Algemene douanewet en de wijzigingen in de voorwaarden voor internationale waardeoverdracht van pensioen.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.42

Wet inkomstenbelasting 2001 4.41

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 29i

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 12aa

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8bb

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 15 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Prinsjesdag 2024

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen