Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 naar de Eerste Kamer gestuurd. Van Oostenbruggen gaat in op vragen over de samenloop van onderworpenheidstoetsen in de vennootschapsbelasting en Pijler 2, de voorgestelde aanpassing van de objectvrijstelling bij de buiten beschouwing blijvende vaste inrichting en de invoering van GAAR uit ATAD1 in de vennootschapsbelasting.
Het kabinet verleent geen terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aan de maatregel die voorziet in een aanpassing van de objectvrijstelling voor buiten beschouwing blijvende vaste inrichtingen. De voorgestelde maatregel moet de dubbele belastingheffing ten aanzien van buiten beschouwing blijvende vaste inrichtingen voorkomen voor zover de winst van de buiten beschouwing blijvende vaste inrichting in de andere staat is onderworpen aan een naar de winst geheven belasting. Belastingplichtigen die in de boekjaren 2020, 2021, 2022, 2023 of 2024 tegen een dubbele belastingheffing aanlopen, kunnen een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule indienen.
Naar aanleiding van de vraag hoe de voorgestelde GAAR in de vennootschapsbelasting anders is dan het al bestaande jurisprudentieleerstuk fraus legis merkt de bewindsman op dat met de invoering van de GAAR geen materiële wijziging is beoogd. Het kabinet kan echter niet uitsluiten dat deze concepten zich in de loop der tijd anders ontwikkelen door de uitleg daarvan door Nederlandse rechters en het HvJ EU.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 29i
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 23e
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13ab
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 3 december
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Prinsjesdag 2024