Kamerstukken II 2013/14 33847, nr. 11 en 12
De Staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het nader verslag en de Tweede nota van wijziging bij de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. Onder meer vestigt hij er de aandacht op dat de nettolijfrente een geheel vrijwillige regeling is, die op grond van het onderhavige wetsvoorstel geen pensioen is in de zin van de Pensioenwet. De faciliteit van de nettolijfrente is bedoeld voor de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens. Hij staat open voor iedereen, zowel werknemers als niet-werknemers. Het afsluiten van zo'n oudedagsvoorziening moet op individuele basis gemaakt worden en niet beïnvloed worden door afspraken tussen werkgevers en werknemers. Bij zo'n uitgangspunt past geen verplichte werkgeversbijdrage. De tweede nota van wijziging betreft een wijziging in de Successiewet 1956 die bewerkstelligt dat nettolijfrenten zoals bedoeld in het voorgestelde artikel 5.16 Wet IB 2001 op dezelfde wijze worden vrijgesteld van erfbelasting als lijfrenten ter zake waarvan de premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek konden worden gebracht.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 28 februari