Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het tweede verslag van het wetsvoorstel Wet aanpassing bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 naar de Eerste Kamer gestuurd. Hierin doet de staatssecretaris een toezegging ten aanzien van een juridische splitsing vanwege de uitsluiting van tracking stocks.
De staatssecretaris bevestigt dat voor de toepassing van art. 3.56 lid 4 Wet IB 2001 een juridische splitsing vanwege de uitsluiting van tracking stocks, die enkel erop gericht is om in het kader van een reële bedrijfsopvolging, na de splitsing de gewone aandelen in de vennootschap die het belang in de werkmaatschappij houdt met toepassing van de doorschuifregeling DSR ab te kunnen schenken aan de opvolger, niet wordt aangemerkt als een splitsing die gericht is op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. In dat geval staat ook een aandeelhoudersmotief een fiscale gefacilieerde splitsing niet in de weg.
Deze bevestiging geldt eveneens voor de toepassing van art. 14a lid 6 van de Wet VPB 1969 en art. 3a lid 4 en lid 6 Wet DB 1965, met dien verstande dat de bepalingen van art. 14a lid 6 Wet VPB 1969 en artikel 3a lid 6 Wet DB 1965 onverkort gelden.
In de nota wordt verder een voorbeeld uitgewerkt van een verkrijging onder de BOR in de oude en in de nieuwe situatie. Ook wordt nader ingegaan op de motie Stoffer, inzake het beperken van de gevolgen van de in het wetsvoorstel opgenomen uitsluiting van lidmaatschapsrechten in een coöperatie, en op preferente/hybride aandelen.
Lees ook het thema Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (BOR/DSR deel 2).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.42
Wet inkomstenbelasting 2001 4.41
Wet inkomstenbelasting 2001 4.40
Wet inkomstenbelasting 2001 4.39c
Wet inkomstenbelasting 2001 4.39b
Wet inkomstenbelasting 2001 4.39a
Wet inkomstenbelasting 2001 4.39
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 11 december
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Prinsjesdag 2024