Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën heeft de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3 (35577) naar de Tweede Kamer gestuurd. De wijzigingen hebben een technisch karakter. Zo worden de aanslagdrempels doorgetrokken naar de nieuwe categorie aanslaggerechtigden.
Verder moeten belastingplichtigen met groene beleggingen, hun heffingskorting groen beleggen verdelen conform de verdeling die zij hebben gekozen voor respectievelijk hun voordeel uit sparen en beleggen, hun rendementsgrondslag of hun grondslag groen beleggen. Ook is verduidelijkt dat beschikkingen bedrag rendementsgrondslag en beschikkingen bedrag groen beleggen pas vanaf het belastingjaar 2021 moeten worden vastgesteld.
Het in het wetsvoorstel voorgestelde art. 9.4a Wet IB 2001 regelt in de eerste plaats dat het bedrag van de rendementsgrondslag, bedoeld in art. 5.3 Wet IB 2001, bij voor bezwaar vatbare beschikking wordt vastgesteld en wordt vermeld op de belastingaanslag als de rendementsgrondslag per 2021 meer beloopt dan € 31.340. Nu wordt daaraan toegevoegd dat een beschikking bedrag rendementsgrondslag ook wordt afgegeven als de gezamenlijke rendementsgrondslag van belastingplichtige en zijn partner meer bedraagt dan € 62.680. Bovendien wordt opgenomen dat het gaat om de rendementsgrondslag op 1 januari van het berekeningsjaar en dat de beschikking van de inspecteur gelijktijdig met de definitieve aanslag wordt opgelegd. Een beschikking die tot een te laag bedrag is vastgesteld kan volgens het wetsvoorstel worden herzien door de inspecteur op basis van een nieuw feit dat hem niet bekend was en ook niet bekend had horen te zijn, op het moment dat hij de beschikking vaststelde. Daarbij is naast art. 16, lid 2, aanhef en onderdeel c, AWR nu ook art. 16, lid 3 AWR over de navorderingstermijn van overeenkomstige toepassing verklaard.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Dossiers: Prinsjesdag 2020
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 2 november