X is notaris. In 2003 en 2008 is hij betrokken bij de levering en teruglevering van een woning. In de akte uit 2008, met betrekking tot de teruglevering, wordt een beroep gedaan op de vrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel r WBR juncto art. 19 WBR. Omdat de inspecteur van mening is dat de vrijstelling niet van toepassing is, legt hij een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. In 2014 beslist de Hoge Raad dat deze naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Omdat de naheffingsaanslag onbetaald blijft, stelt de inspecteur X aansprakelijk op grond van art. 42 Inv.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur X ten onrechte aansprakelijk heeft gesteld. Uit de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis blijkt volgens de rechtbank namelijk dat de hoofdelijke aansprakelijkheid alleen betrekking heeft op de belasting die ingevolge de inhoud van de akte is verschuldigd. Nu er in de akte een beroep wordt gedaan op een vrijstelling, is er geen sprake van belasting die ingevolge de inhoud van de akte is verschuldigd. Hieraan doet volgens de rechtbank niet af dat X had moeten weten dat door de teruglevering de situatie van voor de verkrijging niet feitelijk en rechtens werd hersteld, en dat hij, als notaris, een onderzoeksplicht had. De rechtbank vernietigt de beschikking aansprakelijkstelling.
Wetsartikelen: