Hof Den Haag oordeelt dat geen sprake meer is van vrijgestelde aanspraken en dat de aanspraken tot het belastbare loon behoren. Het hof overweegt daarbij dat de pensioenaanspraak feitelijk voorwerp van zekerheid van de r.c.-schuld is geworden en als loon moet worden aangemerkt.

A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv, die op haar beurt de aandelen houdt in pensioen-bv B. X bv heeft al jaren grote financiële vorderingen op A. Op 1 januari 2012 bedragen die in totaal € 5,4 mln en op 31 december 2012 € 5,7 mln. X bv heeft een pensioenvoorziening van € 1,2 mln voor A op haar balans staan. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de pensioenregeling niet langer meer is aan te merken als een pensioenregeling in de zin van de Wet LB 1964 en dat de ‘omkeerregel’ niet meer van toepassing is. De in de jaren 2012 en 2013 opgebouwde pensioenaanspraken behoren dan tot het loon van A. De inspecteur legt vervolgens naheffingsaanslagen loonheffing op aan X bv.

Hof Den Haag oordeelt dat geen sprake meer is van vrijgestelde aanspraken en dat de aanspraken tot het belastbare loon behoren. Het hof overweegt daarbij dat de pensioenaanspraak, gezien het saldo van de r.c. van € 3,6 mln, feitelijk voorwerp van zekerheid van de r.c.-schuld is geworden. Omdat A deze schuld feitelijk alleen nog (gedeeltelijk) kan aflossen door verrekening met de pensioenuitkeringen, en hij geen andere zekerheid kan bieden, is sprake van een handeling als bedoeld in art. 19b lid 1 onderdeel b Wet LB 1964. De gehele opgebouwde aanspraak moet dan worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van A en had dan als zodanig op enig moment vóór 2011 moeten worden belast. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 11

Wet op de loonbelasting 1964 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 16 februari

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen