Y BV maakt tot 30 november 2022 onderdeel uit van belanghebbende, X, een fiscale eenheid BTW. Y BV is een groothandel in ferrometalen en -halffabricaten. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek legt de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting op aan X over het jaar 2017, omdat sprake zou zijn van BTW-fraude met Britse afnemers, en X daarom geen recht heeft op de toepassing van het nultarief. In beroep is in geschil of sprake is van BTW-fraude in de handelsketens, waarvan ook Y BV deel uitmaakte, en of Y BV en X wisten dan wel hadden moeten weten dat Y BV onderdeel uitmaakte van handelsketens waarin deze fraude plaatsvindt.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat Y BV en X wisten, dan wel hadden moeten weten dat er sprake was van BTW-fraude in de handelsketens waar Y BV deel van uitmaakte. Nu Y BV noch X de zorgvuldigheid hebben betracht die nodig is om te voorkomen dat Y BV betrokken zou raken bij BTW-fraude is terecht de toepassing van het nultarief geweigerd. De naheffingsaanslag is daarom terecht aan X opgelegd.