Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast op de inspecteur rust en dat die niet aannemelijk maakt dat er geen redelijk vooruitzicht meer op voordeel is. De vof exploiteert dus nog steeds een IB-onderneming in objectieve zin.
Vof X bestaat sinds 2003 en heeft aanvankelijk vier vennoten, zijnde een vader en drie kinderen (waaronder belanghebbende). Na het overlijden van de vader zetten de kinderen de vof voort. De vleesveestapel wordt afgebouwd en er wordt thans met name mais en suikerbieten verbouwd op circa 20 hectare eigen grond. In 2019 overlijdt één van de vennoten. In dat jaar is door de vof een winst behaald van € 6188 en in 2020 een verlies van € 6371. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de onderneming in 2019 is gestaakt bij gebreke van een objectieve voordeelsverwachting (winst uit onderneming).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast hiertoe op de inspecteur rust en dat die niet aannemelijk maakt dat er geen redelijk vooruitzicht meer op voordeel is. Ondanks een klein areaal kan toch een levensvatbaar akkerbouwbedrijf worden geëxploiteerd, zij het met beperkte winsten. Er is weliswaar in enige jaren verlies gemaakt, door onder meer een asbestsanering en hogere administratiekosten na het overlijden in 2019, maar dat was onvoorzienbaar en incidenteel. De vof exploiteert dus nog steeds een onderneming in objectieve zin.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 4 juli
Informatiesoort: VN Vandaag