Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de vordering op het moment van de overdracht volwaardig was. E bv heeft namelijk alleen maar verliezen geleden en het eigen vermogen was sterk negatief. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
C bv houdt de aandelen in E bv. Eind 2006 verkoopt C bv de aandelen in E bv voor € 1 aan belanghebbende, X bv. Tevens draagt C bv haar rekening-courantvordering van € 1 mln om niet over aan X bv. Vervolgens draagt B, die de aandelen in X bv en C bv houdt, haar aandelen C bv voor € 1 over aan X bv. In 2010 wordt E bv geliquideerd. X bv neemt in haar VPB-aangifte 2010 een liquidatieverlies van € 2,1 mln op. De inspecteur corrigeert dit bedrag met € 1 mln, het bedrag van de vordering van C bv op E bv per 31 december 2006.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/4.1.1) oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de vordering op het moment van de overdracht volwaardig was. E bv heeft namelijk alleen maar verliezen geleden en het eigen vermogen was sterk negatief. Dat X bv de overgenomen vordering op E bv heeft gewaardeerd op de nominale waarde, is volgens het hof niet voldoende. Verder wijst het hof er op dat X bv geen enkel inzicht heeft verleend in het verloop en de waardering van de vordering. Ook wordt het beroep van X bv op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de inspecteur zijn toezegging heeft gedaan aan de hand van onvoldoende informatie.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13