Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat A geen toegelaten pensioenverzekeraar is. Op de door X bv aan A betaalde pensioenpremies is de omkeerregel dan niet van toepassing, zodat de aanspraken tot het loon gerekend moeten worden.
Belanghebbende, X bv, is vermogensbeheerder. Haar activiteiten bestaan onder meer uit arbitrage trading. X bv kent een aanspraak ingevolge een pensioenregeling toe aan een aantal werknemers, en brengt deze (deels) onder bij stichting A. De inspecteur legt naheffingsaanslagen loonheffingen op aan X bv, omdat er in zijn ogen sprake is van een onzuivere pensioenregeling. X bv stelt echter dat A een pensioenverzekeraar is in de zin van art. 19a lid 1 onderdeel a Wet LB 1964, zodat de pensioenregeling niet onzuiver is.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat A niet voldoet aan de voorwaarden om vrijgesteld te worden van VPB-heffing. De rechtbank wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2016, nr. 15/03542 (V-N 2016/50.9) en de uitspraak inzake A van de rechtbank van 15 maart 2019, nr. 15/5262. Hieruit vloeit voort dat A geen toegelaten pensioenverzekeraar is als bedoeld in art. 19a Wet LB 1964, en dat de omkeerregel niet van toepassing is. Op grond van art. 10 Wet LB 1964 moeten de aanspraken dan tot het loon worden gerekend. Vervolgens verwerpt de rechtbank het betoog van X bv dat de pensioenregeling in 2009 nog wel zuiver was en dat A op grond van art. 19b Wet LB 1964 inhoudingsplichtige is. Volgens de rechtbank was de pensioenregeling in 2009 ook al onzuiver, zodat X bv terecht als inhoudingsplichtige is aangemerkt. De naheffingsaanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 19b
Wet op de loonbelasting 1964 19a
Wet op de loonbelasting 1964 11
Wet op de loonbelasting 1964 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 24 april