Aan belanghebbende, X, is een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd over het jaar 2008.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de omkering van de bewijslast van art. 27e AWR slechts betrekking heeft op de bepaling van de materiële belastingschuld. De bewijslast om aannemelijk te maken dat de navorderingsaanslag rechtsgeldig is opgelegd, rust op de inspecteur en kan niet naar X worden verschoven met toepassing van dit artikel. Dit geldt dus ook voor de vraag of de verlengde navorderingstermijn van art. 16 lid 4 AWR kan worden toegepast. De rechtbank oordeelt dat deze verlengde navorderingstermijn van toepassing is op verzwegen box-1-inkomsten. X stortte jaarlijks afgeroomde inkomsten van een discotheek af op een bankrekening in Liechtenstein. De inspecteur hoefde in redelijkheid geen vermoeden te hebben dat inkomsten werden verzwegen. In dit geval waren de controlemiddelen die de Nederlandse fiscus ten dienste staan ontoereikend. Onder meer omdat X een vast percentage van de omzet afroomde, deze afgeroomde omzet afkomstig was van contant ontvangen entreegelden en omdat de achtergehouden inkomsten niet voor consumptieve uitgaven werden gebruikt.
Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16