X bv (belanghebbende) is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB. De uiteindelijke aandeelhouders zijn de heer G en zijn zuster, L, ieder voor 50%. Begin 2004 start de nieuwbouw van een pand. Het perceel waar het oude pand op staat, wordt in 2004 voor € 508.223 als bouwgrond verkocht aan G en L in privé. Tijdens een boekenonderzoek ontstaat het vermoeden dat dit tegen een te lage prijs is gebeurd. In geschil zijn de VPB-(navorderings)aanslagen over 2003 en 2004. Rechtbank Arnhem oordeelt dat X bv een verkapte winstuitdeling aan G en L heeft gedaan. De werkelijke waarde van de grond wordt in goede justitie vastgesteld op € 1.000.000. Met betrekking tot de willekeurige afschrijving van het nieuwe pand wordt overwogen dat de verplichtingen daartoe pas eind 2003 zijn aangegaan. Aangezien deze faciliteit reeds per 1 januari 2003 is vervallen, claimt X bv in 2003 ten onrechte de aftrek. Het beroep van X bv is deels gegrond. Partijen gaan in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv over 2004 de vereiste aangifte niet heeft gedaan en dat de bewijslast met betrekking tot de waarde van de grond dus ten nadele van haar moet worden omgekeerd. X bv slaagt er niet in om overtuigend aan te tonen dat de waarde van de grond lager is dan € 2.326.567. Voorts is aannemelijk dat de betrokken partijen zich van de vermogensverschuiving bewust moeten zijn geweest. Redengevend daarvoor is dat de X bv en G kunnen worden vereenzelvigd en dat het aannemelijk is dat G bewust de koopovereenkomst heeft geantedateerd (naar 11 november 2002) teneinde voor te wenden dat zich geen vermogensverschuiving heeft voorgedaan. Over 2003 is het beroep van de inspecteur ongegrond vanwege het ontbreken van procesbelang. X bv krijgt daarom wel een proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 26 maart