De heer X (belanghebbende) en zijn zuster (zie 12/00367) houden middellijk ieder de helft van de aandelen in een bv (zie 12/00371). Begin 2004 start de bv met nieuwbouw van een pand. Het perceel waar het oude pand op staat, wordt in 2004 voor € 508.223 als bouwgrond verkocht aan X en zijn zuster in privé. Tijdens een boekenonderzoek ontstaat het vermoeden dat dit tegen een te lage prijs is gebeurd. In geschil is de aan X opgelegde IB-(navorderings)aanslag over 2004. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de bv een verkapte winstuitdeling aan X en zijn zuster heeft gedaan. De werkelijke waarde van de grond wordt in goede justitie vastgesteld op € 1.000.000. De helft daarvan wordt aan X toegerekend. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X over 2004 de vereiste aangifte niet heeft gedaan en dat de bewijslast met betrekking tot de waarde van de grond dus ten nadele van hem moet worden omgekeerd. X slaagt er niet in om overtuigend aan te tonen dat de waarde van de grond lager is dan € 2.326.567. Voorts is aannemelijk dat de betrokken partijen zich van de vermogensverschuiving bewust moeten zijn geweest. Redengevend daarvoor is dat de bv en X kunnen worden vereenzelvigd en dat het aannemelijk is dat X bewust de koopovereenkomst heeft geantedateerd (naar 11 november 2002) teneinde voor te wenden dat zich geen vermogensverschuiving heeft voorgedaan. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 26 maart