Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat mevrouw X de vereiste IB-aangifte niet heeft gedaan en dat de bewijslast met betrekking tot de waarde van de grond dus ten nadele van haar moet worden omgekeerd.

Mevrouw X (belanghebbende) en haar broer D (zie 12/00362) houden middellijk ieder de helft van de aandelen in een bv (zie 12/00371). Begin 2004 start de bv met nieuwbouw van een pand. Het perceel waar het oude pand op staat, wordt in 2004 voor € 508.223 als bouwgrond verkocht aan X en D in privé. Tijdens een boekenonderzoek ontstaat het vermoeden dat dit tegen een te lage prijs is gebeurd. In geschil zijn diverse aan X opgelegde IB-(navorderings)aanslagen. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de bv een verkapte winstuitdeling aan X en D heeft gedaan. De werkelijke waarde van de grond wordt in goede justitie vastgesteld op € 1.000.000. De helft daarvan wordt aan X toegerekend. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X over 2004 de vereiste aangifte niet heeft gedaan en dat de bewijslast met betrekking tot de waarde van de grond dus ten nadele van haar moet worden omgekeerd. X slaagt er niet in om overtuigend aan te tonen dat de waarde van de grond lager is dan € 2.326.567. Voorts is aannemelijk dat de betrokken partijen zich van de vermogensverschuiving bewust moeten zijn geweest. Redengevend daarvoor is dat de bv en D kunnen worden vereenzelvigd en dat het aannemelijk is dat D bewust de koopovereenkomst heeft geantedateerd (naar 11 november 2002) teneinde voor te wenden dat zich geen vermogensverschuiving heeft voorgedaan.Het beroep van de inspecteur is in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 26 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen