Belanghebbende, X, is het niet eens met een informatiebeschikking die de inspecteur hem heeft opgelegd.
De Hoge Raad oordeelt dat omkering van de bewijslast zowel in een procedure tegen de informatiebeschikking als in een procedure over de desbetreffende aanslag aan de orde kan komen. Om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen is het wenselijk dat de rechter al in de procedure over de informatiebeschikking beslist of het verzuim kan leiden tot omkering van de bewijslast. Als de informatiebeschikking vervolgens onherroepelijk komt vast te staan, leidt dit vervolgens van rechtswege (art. 25 lid 3 en art. 27e lid 1 AWR) tot omkering van de bewijslast. Daarbij heeft de wetgever kennelijk uit het oog verloren dat in de informatiebeschikking een termijn wordt gegund aan de belanghebbende om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Als de belanghebbende die informatie alsnog verstrekt, komt de informatiebeschikking weliswaar niet te vervallen, maar moet omkering van de bewijslast wel achterwege blijven. Dit op grond van een redelijke wetstoepassing. Bovendien is het mogelijk dat de rechter pas in de procedure over de aanslag ten volle kan overzien of het gebrek aan medewerking van de kant van de belanghebbende van zodanig gewicht is dat omkering van de bewijslast gerechtvaardigd is. Om afbakeningsproblemen te voorkomen oordeelt de Hoge Raad dat voortaan in alle gevallen, zowel in de procedure over de informatiebeschikking als in de procedure tegen de aanslag, omkering van de bewijslast aan de orde kan komen. Verder oordeelt de Hoge Raad dat informatiebeschikkingen niet in stand kunnen blijven voor zover deze een mondelinge of schriftelijke verklaring van X betreffen.
Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e-1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25-3
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47