Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de omkering van de bewijslast ook partieel moet worden toegepast wanneer de vereiste aangifte niet is gedaan omdat die aangifte aanzienlijk te laag is. De A-G verwijst daarbij verder naar de bijlage bij de conclusie.
X BV houdt zich bezig met de in- en verkoop van paarden. Zij doet VPB-aangifte 2015 naar een belastbaar bedrag van € 375.000. De inspecteur legt een VPB-navorderingsaanslag op naar een belastbaar bedrag van € 2,1 mln. Dit naar aanleiding van een boekenonderzoek waarbij verschillende aftrekposten zijn gecorrigeerd. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd. Er is namelijk sprake van een kenbare fout en X BV heeft niet de vereiste aangifte gedaan. Het hof overweegt hierbij verder dat de daaruit voortvloeiende omkering en verzwaring van de bewijslast voor de gehele aanslag geldt. De Hoge Raad heeft volgens het hof in zijn trustvraagarrest (HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:767, V-N 2022/24.12) namelijk geen afstand genomen van zijn eerdere opvatting over omkering van de bewijslast bij inhoudelijke gebreken in de aangifte (Hoge Raad 14 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4441, V-N 1991/98, 3). Omdat de correcties berusten op een redelijke schatting en X BV met haar stellingen over de correcties niet slaagt in de zwaardere bewijslast, wordt de navorderingsaanslag gehandhaafd. X BV gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de omkering van de bewijslast ook partieel moet worden toegepast wanneer de vereiste aangifte niet is gedaan omdat die aangifte aanzienlijk te laag is. De A-G verwijst daarbij verder naar de bijlage bij de conclusie. Het gelijk is dan aan X BV voor zover zij stelt dat het oordeel van het hof, dat de omkering van de bewijslast betrekking heeft op de gehele aanslag, onjuist is. De A-G behandelt, voor het geval de Hoge Raad niet meegaat in het voorgaande, ook nog de stelling van X BV tegen het oordeel van het hof dat zij niet is geslaagd in de zwaardere bewijslast. Deze stelling faalt volgens de A-G. Dat geldt ook voor de stelling met betrekking tot de kenbaarheid van de fout. De A-G geeft de Hoge Raad verder nog in overweging om ten behoeve van de rechtsontwikkeling in een algemene vooropstelling in te gaan op de rechtsvragen opgenomen in het ‘verlanglijstje’ in de bijlage bij deze conclusie.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 februari
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)