De Staatssecretaris van Financiën heeft naar aanleiding van een Woo-verzoek enkele documenten openbaar gemaakt die betrekking hebben op de lucratiefbelangregeling en de vraag of de toekenning van vermogensbestanddelen (bijvoorbeeld aandelen) in verband met arbeid belastbaar loon vormt in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.

Hof Amsterdam oordeelt met verwijzing naar het arrest HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:746, V-N 2024/26.8 dat de situatie van overgang van een onderneming (OVO), ook voor de toepassing van de loonkostenvoordelen van de lage-inkomensvoordeel (LIV) en de jeugd-LIV, op één lijn moet worden gesteld met de situatie waarin de dienstbetrekking met de oorspronkelijke werkgever ongewijzigd blijft voortbestaan.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X voor het verduisteren en witwassen van de € 19,5 mln in beginsel een gevangenisstraf van 60 maanden zou moeten krijgen. Wegens de forse overschrijding van de redelijke termijn is echter een korting van 20 maanden passend en geboden.

Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de omkering van de bewijslast ook partieel moet worden toegepast wanneer de vereiste aangifte niet is gedaan omdat die aangifte aanzienlijk te laag is. De A-G verwijst daarbij verder naar de bijlage bij de conclusie.

Rechtbank Den Haag gaat voorbij aan de beslissing van de hoogste bestuursrechter in Mulderzaken om de Wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en BPM voor Mulderzaken buiten toepassing te laten wegens mogelijke strijd met het discriminatieverbod.

Tweede Kamerlid Pieter Grinwis van de ChristenUnie pleit voor een tijdelijke vermogensbelasting van 1,2 procent om te voorkomen dat de Belastingdienst wordt opgezadeld met de uitvoering van een tegenbewijsregeling in box 3 waarvoor maar liefst 1757 fte nodig zijn. "Zet die mankracht alsjeblieft in voor het hervormen van het belasting- en toeslagenstelsel. Een vermogensbelasting is met een paar ambtenaren uit te voeren", zegt Grinwis in het Reformatorisch Dagblad.

Aandelen waarvan de houder bij liquidatie of verkoop van de vennootschap als eerste het op die aandelen gestorte kapitaal terugkrijgt (liquidatiepreferente aandelen) vormen een aparte soort in de zin van art. 4.7 Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.

Hof Amsterdam oordeelt dat een keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht alleen kan worden gemaakt en herzien zolang de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst op een recent arrest van de Hoge Raad.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 niet van toepassing is als deze leidt tot een hoger voordeel uit sparen en beleggen dan op grond van art. 5.2 Wet IB 2001.