Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X door grote bedragen uit koeriersdiensten niet aan te geven niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

X drijft een eenmanszaak. In zijn aangifte IB/PVV 2021 geeft hij alleen een bedrag van € 21.180 aan looninkomsten op. De inspecteur wijkt af van de aangifte en verhoogt het aangegeven inkomen met niet aangegeven koeriersinkomsten. De inspecteur stelt op basis van bankafschriften en derdenonderzoek het resultaat uit overige werkzaamheden vast op bijna € 100.000. Ook wordt een vergrijpboete opgelegd van (na vermindering) € 16.685.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X door grote bedragen uit koeriersdiensten niet aan te geven niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank past omkering van de bewijslast toe. X slaagt er niet in om overtuigend aan te tonen dat de aanslag onjuist is of dat hij kosten heeft gemaakt die in mindering moeten komen op de opbrengsten. Ook het verweer van X dat de inkomsten toekwamen aan een neef acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vergrijpboete van € 16.685 is terecht, nu sprake is van (voorwaardelijke) opzet aan de zijde van X die bewust bedragen van substantiële omvang heeft verzwegen. De boete is na bezwaar al gematigd vanwege omkering van de bewijslast. De beroepen van X zijn ongegrond, de aanslagen en beschikkingen blijven in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 31 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

78

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen