Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat daarom omkering van de bewijslast op zijn plaats is. De inkomsten uit de drugshandel kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden.
X, een autohandelaar, is strafrechtelijk veroordeeld voor grootschalige drugshandel en wapenbezit. Mede op basis daarvan legt de Belastingdienst (navorderings)aanslagen IB/PVV 2017 en 2019 inclusief belastingrente en boetes op. Uit vermogensvergelijkingen blijkt namelijk dat X aanzienlijk meer uitgaven doet dan met zijn aangegeven inkomen mogelijk is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat daarom omkering van de bewijslast op zijn plaats is. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat er sprake is van niet-aangegeven inkomsten. Uit de vermogensvergelijkingen volgt dat er aanzienlijke inkomsten zijn die X niet heeft aangegeven. Dit heeft ertoe geleid dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Het betreft een aanzienlijk bedrag en X is zich hiervan bewust geweest. X heeft niet de vereiste aangifte gedaan en dit rechtvaardigt omkering van de bewijslast. De inspecteur heeft redelijke schattingen gemaakt en X heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslagen te hoog zijn. De inkomsten zijn terecht als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt en niet als winst zoals X bepleit. De boeten zijn passend wegens voorwaardelijk opzet, maar worden gematigd met 15% vanwege overschrijding van de redelijke termijn (‘undue delay’). X' beroepen zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 3.90
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 27 maart
Informatiesoort: VN Vandaag