Hof Den Haag oordeelt, na compromis ter zitting, dat X bv recht heeft op aftrek van voorbelasting voor zover de bedragen blijken uit de bankoverschrijving aan C bv. X bv maakt verder onvoldoende aannemelijk in hoeverre diensten zijn ontvangen waarvoor recht op aftrek bestaat.
X bv, een ontwikkelaar van computerspellen, apps en games, vraagt over alle maanden van 2019 BTW terug. De inspecteur verleent de teruggaaf. De door X bv in aftrek gebrachte facturen blijken niet bekend bij de desbetreffende afzenders. De inspecteur merkt de facturen als vals aan. De inspecteur heft na. De enig aandeelhouder van X bv is ook enig aandeelhouder van C bv, die personeel ter beschikking stelt. In hoger beroep is in geschil of de aftrek van BTW van € 21.834,67 die door C bv aan X bv in rekening is gebracht ter zake van het ter beschikking stellen van personeel terecht is gecorrigeerd.
Hof Den Haag staat na een compromis ter zitting de aftrek toe voor het deel wat door X bv via de bank aan C bv is betaald. X bv heeft met wat zij aan stukken overlegt en daarbij heeft toegelicht echter niet aannemelijk gemaakt dat zij voor de nog in geschil zijnde voorbelasting recht heeft op aftrek. X bv heeft de door de Inspecteur gezaaide twijfel over de juistheid van de facturen niet weggenomen. X bv heeft aannemelijk gemaakt dat zij bezig is geweest met de ontwikkeling van een videogame, maar onduidelijk blijft, los van wat feitelijk is betaald aan C bv, voor welke bedragen (welke werknemer, hoeveel uren en tegen welk tarief) C bv diensten heeft verleend aan X bv.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15