De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden dat in eerste aanleg geen griffierecht is geheven onbegrijpelijk is.

X bv komt in cassatieberoep tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden in een BPM-zaak. X bv brengt een aantal formele grieven naar voren.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden dat in eerste aanleg geen griffierecht is geheven onbegrijpelijk is. Het beroep is ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant en is vervolgens tweemaal doorgestuurd naar een andere rechtbank. X bv had het griffierecht al betaald bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Hoge Raad draagt de inspecteur op om het griffierecht van het beroep in eerste aanleg alsnog aan X bv te vergoeden. Verder heeft het hof de vergoeding voor de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep te laag vastgesteld (€ 450 in plaats van € 470). Ook dit punt wordt door de Hoge Raad gecorrigeerd. Tenslotte heeft het hof bij de berekening van de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ten onrechte een verknochtheid van zaken aangenomen (vlg. HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:623, V-N 2019/21.12). Het voorgaande leidt tot een verhoging van de schadevergoeding voor de fase van hoger beroep met € 1.000. Het cassatieberoep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen