In 2011 stelt de Hongaarse Belastingdienst vast dat Napfény-Toll Kft. ten onrechte een deel van de haar in rekening gebrachte BTW in aftrek heeft gebracht. In 2015 vordert de Belastingdienst betaling van hetgeen teveel in aftrek is gebracht en daarnaast worden een boete en rente in rekening gebracht. Napfény maakt bezwaar en gaat vervolgens in beroep. De Hongaarse rechter draagt de Belastingdienst in 2018 op om opnieuw te beslissen. Ook tegen deze nieuwe beslissing gaat Napfény in beroep. Tegen de uitspraak van de bestuursrechter stelt de Belastingdienst vervolgens beroep in cassatie in. In cassatie wordt de uitspraak van de bestuursrechter bevestigd. In 2020 stelt de Belastingdienst wederom een nieuw besluit vast. Napfény is het daar ook niet mee eens en beroept zich op verjaring. De Hongaarse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Advocaat-generaal Rantos concludeert dat het niet in strijd met het EU-recht is dat de verjaringstermijn in Hongarije, in BTW-zaken, wordt geschorst tijdens de volledige duur van gerechtelijke procedures. Dit geldt ook wanneer het beroep is gericht tegen opeenvolgende besluiten van de Belastingdienst die betrekking hebben op dezelfde belasting. De A-G merkt nog wel op dat de Hongaarse rechter een schadevergoeding kan toekennen, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval.