Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de woning in Nederland in 2017 en 2018 terecht niet als eigen woning heeft aangemerkt. De beslissing van X om de woning niet te bewonen, leidt ertoe dat de woning in box 3 valt.
X en zijn echtgenote wonen in Duitsland. In 2011 kopen zij een woning in Nederland die in 2013 wordt opgeleverd. De woning staat hen voor eigen gebruik ter beschikking en wordt niet verhuurd. X en zijn echtgenote blijven echter tot aan haar overlijden in Duitsland wonen. Vanaf eind 2021 bewoont X de woning. X geeft de woning in 2017 en 2018 in box 1 aan. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2018 neemt de inspecteur de woning op in box 3. Over 2017 vordert hij na. In geschil is of de woning een eigen woning is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de woning in Nederland terecht niet als eigen woning heeft aangemerkt. X stelt dat hij de woning nog niet heeft betrokken omdat de medische voorzieningen in de buurt van de woning ontoereikend bleken te zijn voor zijn echtgenote. De rechtbank overweegt dat de wetgever art. 3.111 lid 3 Wet IB 2001 bedoeld heeft voor situaties waarin een woning nog niet kan worden betrokken omdat deze moet worden verbouwd of nog in aanbouw is. Daarvan is hier in 2017 en 2018 geen sprake. Bovendien heeft X er welbewust voor gekozen om met zijn echtgenote in Duitsland te blijven wonen. De woning is daarmee niet aan te merken als eigen woning.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 5 december
Informatiesoort: VN Vandaag